Volkskrant 27 november 2019

Het was vorige week zondagavond op het plein voor mijn Airbnb in
Buenos Aires dat ik het liefste zag dat ik ooit heb gezien. Normaal
kan ik vragen naar ‘de mooiste film’, ‘het beste restaurant’ of mijn
‘lievelingsliedje’ nooit beantwoorden. Het absolutisme daarvan
vergrendelt het denken alsof een cipier de celdeur voor me dichtslaat.

Zoals me dat een paar dagen later gebeurde.

Met Argentijnse vrienden zat ik aan een afscheidslunch toen ze
vroegen wat ik nou het opmerkelijkste vind van hun land. Ik was er
meerdere keren voor onderzoek naar een boek, had hen allemaal
gevraagd naar politiek en geschiedenis. Iedereen ging eens goed
zitten voor de blik van buiten, scherp door zijn frisheid, maar ook
toen: het scherm ging op zwart.

Terwijl ik van alles had kunnen zeggen. Dat in dit gespleten land
niemand uit is op verzoening. Dat Argentinië het als enige land ter
wereld presteerde om van eerstewereldland een derdewereldland
te worden. Dat familie en vriendschap hier zo veel meer worden
gekoesterd dan in Nederland.

Maar nee, schutterde ik, schaap, het interessantste? Geen idee.

En nu stond ik aan de rand van een door antieke bomen en huizen
omzoomd plein te kijken naar dansende Argentijnen. De toeristen
waren met het zakken van de zon vertrokken. In de schemer kwamen mannen en vrouwen naar Plaza Dorrego voor de tango.

Jong en oud, geroutineerd en klunzig, ingetogen en flamboyant,
meiden klassiek in polkadotten op hakken, meiden op sneakers
met hun billen in strakke jeans naar achteren, een Blondielookalike met stilettosandalen – de split in haar zwarte jurk verraadde tatoeages die uitliepen in een fuchsia slip, een imposante
indiaan, een tachtiger in driedelig Brits, en dus het allerliefste dat
ik ooit had gezien.

Ze waren rond de 40. Hij torende boven de rest uit. Zij was zo’n 1
meter 25. Hij had er een goudbruine broek voor aangetrokken, zij
een jurkje dat gespierde schouders en bovenarmen blootgaf, haar
bovenlijf tanig en petite. Hij hield haar handen vast en zwierde
haar rolstoel over het plein. Zijn voeten stapten danspassen rond
haar wielen, om haar met een flinke zwaai een volte te laten rijden. De tango is een dans waarbij alleen de benen bewegen.
Leraren die proberen het aan westerlingen uit te leggen, zeggen:
‘Imagine een bezemsteel die van je kont door je romp omhoog
steekt. No hips.’

Op het plein waren de rompen bevroren en zwaaiden de benen. Die
van haar lagen levenloos op een plankje, de voeten in ballerina’s
onder een elastiek. Maar dansen deed ze. Met een gretigheid waarbij de rest van het plein verbleekte.

Alles van Carlos Gardel zong ze mee, haar ogen in die van haar
man. Haar handen deden flamenco, soms wierp ze haar rug over de
armleuning achterover. Langs de kant aaide hij haar schouder. Zij
kuste zijn vingers. Het deed bijna pijn.

Dat zij hier elke zondag zijn, werd bevestigd toen de man haar
rondreed om met de hoed geld op te halen voor de dj. Maar eigenlijk had het dansen alles al gezegd.

Het was dringen op het plein en de rolstoel raakte niemand. Hij irriteerde niemand. De massa mensen die allemaal in eigen tooi hun
eigen dans dansten, was tegelijkertijd een hecht collectief. Binnen
de strakke regels van de tango en de afspraken van het plein was er
ruimte voor het buitenissige. En niemand die ervan opkeek. De
enige voyeur was ik.

De tango op het plein kan een allegorie zijn voor wat ik op deze
plek wil doen: kijken naar hoe wij ons door een gedeelde ruimte
bewegen. Naar onze gemene deler, onze wederzijdse afhankelijkheden en de voorwaarden waaronder het collectief wel of juist niet
werkt. Tegelijkertijd zoek ik de afwijkende patronen in onze vacht,
het buitenissige, zoals een zwierende rolstoel op het plein van de
tango, een kleine vrouw met poppenbenen die voluit danst.

Want het is de zelfbewuste groep, die met verinnerlijkte regels en
een sterke cultuur, die ruimte heeft voor dissonantie. Die tolerant
kan zijn voor ‘het andere’. De groep die twijfelt over identiteit
wordt makkelijk rigide en onverdraagzaam – zij zou een rolstoel
verbieden. Terwijl juist die vanzelfsprekende uitzondering de
kracht van de groep bevestigt.