Dansen maakt ons tot mens

Financieel Dagblad 11 april 2020

Dansen is een universeel menselijk fenomeen, maar waarom? Het is aanwezig in oude en moderne menselijke culturen, het staat centraal in culturen die de langste onafgebroken geschiedenissen hebben, is zichtbaar in de vroegste visuele kunst, van rotsschilderingen in Frankrijk en Zuid-Afrika tot op het Amerikaanse continent, en zit ingebakken in het DNA van elke baby die blijmoedig bewegingen uitvindt als hij met ritme en zingen in aanraking komt, lang voor hij kan lopen, praten, of over zichzelf denkt als een ‘ik’.

Dansen blijft op de hele wereld tot op de dag van vandaag praktijk in stadswijken, op concertpodia, als deel van genezingsrituelen en bij politieke revoluties. Christelijke Europese en Amerikaanse kolonisten mogen dan gedurende meer dan 500 jaar op zes continenten hebben geprobeerd inheemse danstradities uit te wissen en de dans in hun eigen maatschappij te marginaliseren, nog steeds wordt overal waar mensen zijn gedanst.

Elk antwoord op de vraag waarom mensen dansen moet ingaan op de universele en structurele aanwezigheid van de dans. Daarbij zal zo’n antwoord altijd kritiek bevatten op de westerse noties over de mens, waarbij de geest een belangrijkere rol voor het handelen en de identiteit wordt toegedacht dan het lichaam.

Voor de stelling dat mensen schepsels zijn die de dans ontwikkelden als voorwaarde voor hun eigen lichamelijke ontwikkeling wordt in de academische wereld steeds meer bewijs gevonden

Bij de huidige verklaringen waarom de mens danst, worden twee verschillende benaderingen gevolgd. Bij de eerste, die bij psychologen en sommige filosofen in zwang is, is het uitgangspunt de mens als een individu dat danst voor zijn vermaak, als work-out, als artistieke expressie of om een andere persoonlijke reden. Bij benaderingen van dit type wordt verondersteld dat dansen net als andere activiteiten, voordelen voor iemand oplevert die weliswaar wenselijk zijn voor het menselijk welzijn, maar niet noodzakelijk.

Aan de andere kant zijn er een hele serie sociologische en antropologische verklaringen waarin de gemeenschap centraal staat. Dansen is in deze benadering een van de eerste middelen waarbij de vroegste mensen hun sociale banden versterkten buiten bloedverwantschap om. In deze verklaringen maakt het dansen uiteindelijk plaats voor rationelere en effectievere manieren om de door het dansen zelf mogelijk gemaakte sociale banden te onderhouden, zoals taal, zedelijke normen en religie.

Bij het eerste type verklaringen is het moeilijk te begrijpen waarom zoveel mensen überhaupt willen dansen, en het probleem bij het tweede type is waarom mensen ook in het heden nog steeds dansen. Maar er lijkt nog een verklaring te ontbreken.

Essentiële rol

Als de mensen nu eens de primaten waren van wie het vermogen om te dansen (dat ze delen met bepaalde vogels en zoogdieren) de kenmerkende strategie was waarmee de evolutie mogelijk werd gemaakt van uitzonderlijk grote en in uitzonderlijke mate onderling verbonden hersenen, een empathisch hart en het vermogen om zich aan de omgeving aan te passen? En als dansen die rol voor de mens nu eens niet alleen in de prehistorie speelde, maar ook in het heden?

Als mensen nu eens schepsels waren die de dans ontwikkelden als voorwaarde voor hun eigen lichamelijke ontwikkeling?

Voor deze stelling wordt in de wetenschappelijke en academische wereld steeds meer bewijs gevonden. Steeds weer ontdekken onderzoekers de essentiële rol die lichaamsbeweging niet alleen in de evolutie van de menselijke soort heeft gespeeld, maar ook speelt in de sociale en psychologische ontwikkeling van gezonde mensen in de huidige tijd.

Het is bovendien niet alleen de pure lichaamsbeweging die in deze gevallen essentieel is, maar een drievoudig vermogen: bewegingspatronen opmerken en herscheppen; bewegingspatronen onthouden en delen; en deze bewegingspatronen mobiliseren om waar te nemen en te reageren op alles wat zich voordoet. Dit drievoudig vermogen wordt bij elke danstechniek of -traditie geoefend en verdiept.

Dansen biedt mensen de kans te leren welk belang hun bewegingen hebben. Dans blijft een levenskunst

Neurowetenschapper Rodolfo Llinás van New York University schrijft in zijn boek I of the Vortex dat lichaamsbeweging nodig is voor de vorming van de hersenen. Het brein krijgt vorm door het opslaan van neuromusculaire coördinatiepatronen, en onthoudt de uitkomsten vervolgens in termen van pijn of plezier. Met die emotionele labels kan het makkelijker vaststellen of het die beweging weer moet mobiliseren en zo ja, hoe.

Voor zover het brein door lichaamsbewegingen wordt opgebouwd, is elke beweging die een mens maakt van belang. Elke herhaling van een beweging verdiept en versterkt het patroon van de coördinatie tussen lichaam en geest die voor het maken van die beweging nodig is. De herhaling bepaalt ook de bedding waarlangs toekomstige aandacht en energie zal vloeien. Elke gemaakte en onthouden beweging draagt bij aan de wijze waarop een organisme groeit, tot wat het waarneemt en hoe het reageert.

Vanuit dit perspectief is elk aspect van het menselijke lichaam, of het nu om een chromosomenpaar, een zintuig, de vorm van een ledemaat of wat dan ook, een vermogen om te bewegen dat zich ontwikkelt via een proces van specifieke bewegingen. Een arm bijvoorbeeld ontwikkelt zich tot een arm door de bewegingen die deze maakt, waar het al in de baarmoeder mee begon. Door deze bewegingen worden de beenderen en spieren in de juiste vorm gebracht. Door zich samentrekkende cellen worden de fysiologische vormen opgebouwd die voor de bewegingen zijn vereist.

Pasgeborenen

In die zin zie ik een mens als een ritme van lichamelijke wording. Een mens is altijd bezig om lichaamsbewegingen in nieuwe patronen vast te leggen. Elke nieuwe beweging ontvouwt zich langs een onbepaald pad dat zijn bestaan dankt aan reeds gemaakte bewegingen. Dansen kan worden gezien als een middel om aan dit ritme van lichamelijke wording deel te nemen.

Verdere steun voor deze stelling is afkomstig van antropologen en ontwikkelingspsychologen die onderzoek hebben gedaan naar het belang van lichaamsbeweging voor het in leven blijven van pasgeborenen. De Amerikaanse antropoloog en primatoloog Sarah Blaffer Hrdy wijst er in haar boek Mothers and Others (Een kind heeft vele moeders, 2010) op dat menselijke baby’s te vroeg worden geboren in vergelijking met hun medeprimaten. Als een menselijke foetus pas uit de baarmoeder zou willen komen als het de neuromusculaire rijpheid heeft van een baby-chimpansee, zou hij daar 21 maanden moeten blijven. In plaats daarvan moeten de hopeloos afhankelijke menselijke baby’s zich van de loyaliteit van verzorgenden zien te verzekeren. Dat lukt ze in die levensfase alleen door juist die bewegingspatronen op te merken, te herscheppen en te onthouden waarmee ze zich kunnen verbinden met de bron van de verzorging. In een visie die door Hrdy en anderen wordt gedeeld, ligt dit vermogen tot reactieve herschepping van lichamelijke beweging aan de wortel van menselijke intersubjectiviteit. Met andere woorden, buiten de baarmoeder bouwen pasgeborenen aan hun hersenen in relatie tot mobiele anderen door hun vermogen om te dansen te oefenen.

Spiegelneuronen

Recent onderzoek naar spiegelneuronen vormt nader bewijs voor de gedachte dat mensen een uniek vermogen hebben om bewegingspatronen op te merken, te herscheppen en te onthouden. Spiegelneuronen, waarvan er in het menselijk brein veel meer zijn dan in die van andere zoogdieren, vuren een signaal af als iemand een beweging opmerkt, waarmee het voor die beweging vereiste patroon van neuromusculaire coördinatie wordt herschapen. Op deze manier kunnen mensen leren hoe ze de bewegingen van anderen kunnen herscheppen. Niet alleen die van andere mensen, maar ook van bomen en giraffen, van jagers en prooien, van vuur, van rivieren en van de zon. Neurowetenschapper V.S. Ramachandran schrijft in zijn boek The Tell-Tale Brain dat spiegelneuronen ‘de evolutionaire sleutel lijken te zijn tot de volwaardige cultuur die we hebben bereikt’ omdat mensen daardoor in staat zijn ‘zich in elkaar in te leven en empathie voor elkaar te tonen’.

Toch is het woord ‘spiegel’ misleidend, want daardoor blijft de actieve rol van lichaamsbeweging verborgen. Een brein doet niet aan passieve reflectie. De ogen registreren de beweging, maar wat iemand ziet wordt bepaald door het zintuiglijke bewustzijn dat mede door diens bewegingen in het verleden is ontwikkeld. Hij reageert langs de aandachtspaden die door deze vorige bewegingen zijn geschapen. In dit perspectief is dans een menselijk vermogen, niet slechts één van verschillende mogelijke activiteiten. Het is een vermogen dat moet worden getraind als iemand een brein en een lichaam wil kweken dat in staat is om relaties tot stand te brengen met de in een gegeven culturele of natuurlijke omgeving beschikbare bronnen van levensonderhoud. Dansen is menselijk.

Levenskunst

Zo bezien is elke danstechniek of -traditie een stroom van kennis, een voortdurend evoluerende verzameling van bewegingspatronen, door de mens ontdekt en onthouden omdat het menselijk vermogen om bewegingen te maken er zo goed door wordt aangescherpt. Dansen biedt mensen vooral de kans om te leren welk belang hun bewegingen hebben. Ze kunnen zich er daardoor van bewust zijn hoe de bewegingen die zij maken hen leren, of juist niet leren, om het zintuiglijke bewustzijn te cultiveren dat nodig is voor empathie tussen soorten en met de aarde zelf. In dit opzicht blijft de dans een levenskunst. Vanuit het perspectief van lichamelijke wording, kunnen mensen niet niét dansen.

Kimerer LaMothe is filosoof en danseres. Ze is auteur van boeken als Why We Dance: A Philosophy of Bodily Becoming (2015)

Bron: Aeon

Vertaling: Hans Moerbeek